december 14, 2020
Geschreven door: admin

#SR50: 30-21

Bron: Youtube, VIER & VIJF

Zij die zich kanten tegen het voorbarig schrijven van eindejaarslijstjes hebben deze week, na het uitkomen van Taylor Swifts tweede verrassingsalbum ‘Evermore’, misschien gelijk gekregen. Maar lijstjes zijn er het hele jaar door, in alle maten en gewichten. Nu Tay Tay, T-Swift, T-Swizzle samenwerkt met de voltallige equipe van The National, broeden wij zelfs op het idee van een lijst met de twintig beste nummers over Coney Island. En dan zijn er de lijstjes die we zelf gadeslaan, wanneer we willen chillaxen bijvoorbeeld, en dat gebeurt, of wanneer we in een jaar zonder live soundsystems toch willen clubben. Hieronder ons eigen ongoing project, met wederom tien muzikale hoogtepunten van het jaar, wars van de rigide categorisering album-nummer-artiest.

30. 2020, het jaar van Drew Daniel

Wie het organisatieprincipe als leidraad voor creativiteit anno 2020 onderzoekt, staat sinds de geboorte van Matmos niet langer voor een onmogelijke taak. Het iconische duo, Drew Daniel en M.C. Schmidt, staat sinds 1995 garant voor het betere vormelijke én inhoudelijke experiment. Het ietwat formalistische karakter van bijvoorbeeld ‘Ultimate Care II’ (met als hoofdcomponent geluiden van een wasmachine) en ‘Plastic Anniversary’ (u raadt het nooit: geluiden van allerhande plastics) werd in dit absurde jaar conceptueel nog verder gedreven.

‘The Consuming Flame: Open Exercises in Group Form’ is een project waarin 99 medeartiesten, waaronder Daniel Lopatin, DeForrest Brown Jr., Yo La Tengo en clipping., samenwerken aan een drie uur durende slijtageslag, en dit steeds aan 99 bpm. Het is een monsterproject dat op soms erg frustrerende wijze interdependentie en samenwerking an sich op de voorgrond plaatst. Wat betekent échte samenwerking muzikaal en in hoeverre is er sprake van enige emergentie van een overkoepelend narratief? Het zijn enkele van de interessante vragen die ‘The Consuming Flame…’ opdringt. Natuurlijk bindt de Matmos-productie het geheel in eerste instantie, maar het is opmerkelijk hoe ook uit schijnbaar totaal tegengestelde stijloefeningen een ‘beweging’ groeit die van ‘fusion’, ‘IDM’ of ‘post rock’ zinledige termen maakt. Il n’y pas de hors-texte. Meer allegorisch is ‘The Consuming Flame…’ even goed het verhaal van de massa-oefening in digitale communicatie die de maatschappij in 2020 te verduren kreeg. Als alle muziek open source en dus veranderlijk is, hoe worden de regels voor effectieve communicatie dan vastgelegd? Wat levert een Teams-gesprek met vrije inbreng van 99 mensen aan ‘tekst’ op?

‘The Consuming Flame’ is niet het enige exploot dat Drew Daniel in deze lijst brengt. Het werkelijk geweldige ‘Shall We Go On Sinning So That Grace May Increase’ van The Soft Pink Truth onderstreept Drews meesterschap des te meer. De bijbelse verontwaardiging van Paulus dient als uitgangspunt voor een verkenning van het woedespectrum. Waar ‘woede’ meestal leidt tot een zekere pathos, of net tot het klassieke Vlaamse ‘binnenvetten’, kanaliseert Daniel zijn onbegrip en woede in een bizarre mix van introverte rave en ‘kerkelijke’ ambient. Dat zou trouwens ook de beschrijving kunnen zijn van deze hit, maar dat doet hier minder ter zake. Drew met stip op 30 dus, en dat zou best wat hoger hebben gemogen, al zeggen we het zelf. (sc)

29. Hyperpopping Bottles

Wat als er slechts een Spotify-playlist nodig blijkt om een wereldwijde community te smeden? Zijn we dan allen gered? De vijftienjarige osquinn nam de proef op de som. Tussen het spelen van Skyrim en Skate 2 op de PS3 en het opnemen van vage soundcloud-schetsen door, stond de chat op Discord niet stil. Waar kan een 15-jarige samen met gelijkgestemde artiesten anno 2020 terecht voor een beetje welverdiende exposure? Juist ja, bij de Zweedse magnaat Spotify. De hyperpop-playlist was, samen met de ironie des Kapitalismus, geboren. Met het venijnige, distortedbad idea‘ werd de cross-over tussen de PC Music-esthetiek en lo-fi hiphop het ankerpunt voor een schijnbare onstuitbare stroom aan nieuwe (en oudere) muziek. Wat Hyperpop net is, beschrijven we best als volgt: een microscoop op een vergrootglas richten, waaronder op zijn beurt ‘TiK ToK’ van Ke$ha ligt. Weerhouden worden op de ondertussen immense lijst is meer dan een klein duwtje in de rug voor jonge artiesten gebleken. Zo leverde het osquinn bijna onmiddellijk een miljoen plays op. De playlist is heden dan ook nog steeds een oord van allerlei postmodern verderf, zoals de onvolprezen glaive, Kyunchi, Slayterr of household names zoals Charli XCX en Rico Nasty.

Uit: 100 gecs – Stupid Horse | Exclusive Live Performance for 12 Moods: ENERGIZED

Een verrassing is het verdere ontluiken van de Hyperpop-beweging niet. Laura Les en Dylan Brady, alias 100 gecs, hadden in 2019 immers al dé internetsensatie van de laatste jaren voortgebracht: het onuitstaanbare, vreselijke, erg dansbare, toch wel interessante, nu ja, behoorlijk goede ‘1000 gecs’. ‘Money Machine’ en ‘Stupid Horse’ zijn hits voor een aan een headset gebonden generatie. Overstuurde bassen die het normale frequentiespectrum geweld aandoen, alternerend gepitchte stemmen en een hele bak teringherrie vormen een vluchtoord voor het bijwijlen van reële emotie gespeende digitale regnum. Een regnum dat gehandhaafd wordt door ironiserende poortwachters. Het fenomeen ‘hyperpop’ kent enige ridiculisering, en dat is maar goed ook, want ironie heeft één nadeel: ze botst al snel op de grenzen van een tanende onverschilligheid. Maar over het verband tussen ‘bpost’ en ‘ironie’ kon u reeds lezen bij het betere journaille. (sc)

28. Bill Callahan timmert stoïcijns verder aan zijn oeuvre

Het is moeilijk om niet aan knisperende haardvuren en te sterke koffie op een Amerikaanse porch te denken tijdens het luisteren van ‘Gold Record’, de meest recente plaat van Bill Callahan. Ook in 2020 mijmert hij verder over de dingen des levens, op het tempo van een grootvader die milder wordt met het verstrijken der dagen. De man achter Smog klinkt immers nog stééds 20 jaar ouder dan zijn paspoort doet vermoeden.

Op opener ‘Pigeons’ knipoogt Callahan weinig subtiel naar zowel Cash als Cohen, met wie hij zich dit leven nog lijkt te willen meten alvorens het permanent zwart voor de ogen wordt. Hoogtepunt ‘Another Song’ is van dezelfde kwaliteit als zijn meesterwerk ‘Sometimes I Wish We Were An Eagle’, een vergelijking die helaas niet voor héél de plaat opgaat. En toch: ‘Gold Record’ is zonder meer een prima album. Knap hoe Callahan de luisteraar instrumentaal kan bedwelmen en met zijn teksten de oren toch weer kan doen spitsen, een trucje dat met verve tot uitvoering wordt gebracht op het ietwat macabere ‘The Mackenzies’.

Niet dat hij het dit jaar bij die plaat liet. Zo verscheen er op de valreep deze maand nog ‘I Love You’, een samenwerking met Will Oldham waarop ook ene David Pajo te horen valt. Die laatste wist eerder al zijn strepen te verdienen bij bands als Slint en Tortoise. Bill Callahan verkeert in 2020 in goed gezelschap, zowel in de studio als in deze lijst. (ld)

27. Laura Marling en een of ander cliché over oude wijn

“The venerable singer-songwriter reveals more of her aged wisdom” schrijft Pitchfork begin dit jaar over haar zevende (ja!) album. Een behoorlijk surreële beschrijving van een artieste die begin dit jaar nog maar net de kaap van de 30 rondde, maar wat wil je als je op je achttien jaar een Mercury-nominatie in de wacht sleept en het vergelijkingen met Leonard Cohen en Joni Mitchell regent? “I’ve lived my life in fits and spurts” klinkt het in 2020 op ‘Hope We Meet Again’, alsof ze de laatste rekeningen vereffent alvorens de boeken toe te doen.

Hoe dan ook heeft la Marling de voorbije twaalf jaar een niveau weten aan te houden dat heel wat minder begaafde adepten van de akoestische gitaar ertoe geïnspireerd moet hebben hun instrument aan de wilgen te hangen. Dit album is daarop geen uitzondering. Anders dan de titel doet vermoeden is ‘Song for our Daughter’ geen knusse familieplaat – ze is vooralsnog geen moeder geworden – maar wel, in haar eigen woorden, “a rumination on modern femininity”. Zo is de titeltrack is een aanklacht tegen misbruik, en bevat ‘Strange Girl’ een aantal raadgevingen gericht aan een ingebeelde dochter. En hoewel Marling met een scherpe tong en sardonische blik de wereld rondom zich fileert, is er van wanhoop nooit sprake: “Bruises all end up benign”, zingt ze op ‘Only The Strong’. Wat oude wijsheid betreft kan dat wel tellen. (vg)

26. In de hemel is geen Dillon

Veelvuldig vocifereerde de verzamelde muziekpers dit jaar over Beatrice Dillon, die met ‘Workaround’ uit zowat alle hoeken bijzonder veel lof oogstte (wij bespraken het eerder al hier). Dit is zonder twijfel de debuutsensatie van 2020, en terecht: ‘Workaround’ is tegelijk gortdroog en vol verrassingen, tezelfdertijd dansbaar én de moeite waard om aandachtig met koptelefoon te dissecteren.

‘Workaround’ voelt aan als één lange track die van begin tot eind doorraast aan 150 bpm. Het is minimal music die gespeend blijft van maniëristische trucs en toch blijft boeien door talloze vernuftige details: subtiele fluctuaties in de baslijnen, de warme kleuren van strijkers en exotische instrumenten die hier en daar de digitale geluidswereld binnendringen. “A global future-folk manifesto”, volgens The Guardian. Gewoon een prachtdebuut, volgens ons. (vg)

Beatrice Dillon. Foto door Nadine Fraczkowski ©

25. Oranssi Pazuzu is de metalband van het moment

Na 2016 heeft Oranssi Pazuzu ook 2020 gewonnen in de categorie beste metal. Zo simpel kan het soms zijn. Het vijftal uit Tampere, Finland is het soort succesverhaal dat we het liefst brengen bij Skyline Rev: compromisloze muziek die danig lang op een hoog niveau blijft, dat er automatisch een critical mass voor ontstaat. Waardoor het vervolgens nog verder kan groeien. De vele vte’s specifiek gewijd aan de export van muziek die de Finse overheid rijk is, even buiten beschouwing latend.

Foto van Oranssi Pazuzu op Roadburn 2017. Foto door Heiner Bach ©
Oranssi Pazuzu op Roadburn 2017. Foto door Heiner Bach ©

Het verschil met 2016 is met name een energiek zelfvertrouwen dat op ‘Mestarin kynsi‘ tot de ene geluidsexplosie na de andere leidt. Het is een album dat overloopt van de ideeën en meermaals laat uitschijnen dat hier een selectie werd gemaakt om de harde kern van een artistieke ontwikkeling te kunnen vatten. Op het randje van overproductie, maar met zo’n vaart en dynamiek dat het een kort album lijkt, terwijl het afklokt op een goeie 50 minuten. Weliswaar een derde minder dan ‘Värähtelijä‘ (de winnaar van 2016 dus), dat iets minder volgepakt zit met verschroeiende psychedelische black metal en met graagte de luwte – en dus de tijd – opzoekt. Beide platen drukken dan ook verschillende dingen uit. ‘Värähtelijä‘ als contemplatieve zoektocht naar het innerlijke te midden van de natuur, ‘Mestarin kynsi’ als urbane dystopie ad infinitum.

Ondanks de rechttoe-rechtaan benadering, wist Oranssi Pazuzu nog meer invloeden te proppen in hun vijfde langspeler. Denk maar aan de Reichiaans aandoende ‘Uusi teknokrati’ of het schaamteloze streepje Tom Morello op ‘Tyhjyyden sakramentti’.

Het is -nogmaals- op het randje van barok. Maar tering, wat een kunde. Dat we dit niet live mee mochten maken op Roadburn – een officiële releaseshow nog wel – is eeuwig zonde. We droppen de beste livestream van 2020 hier dan maar nog één keer. Dat ‘Mestarin kynsi’ zonder twijfel één van de topplaten van het afgelopen jaar is, wist je immers al. Met de kanttekening dat de magie van ‘Värähtelijä‘ ongeëvenaard blijft. (mph)

24. Fleet Foxes: te kust en te keur

Wat je zelf doet, doe je beter, moet Robin Pecknold gedacht hebben toen hij Fleet Foxes’ overige bandleden achterwege liet voor het maken van ‘Shore’ – het laatste album van de groep dat klinkt zoals wat voormalig bandlid Father John Misty vandaag maakt. Zij het de openhartige en bloedeerlijke variant, dat wel: zo eerlijk dat Pecknold ons in één nummer tien keer vraagt of hij ons dan wel zijn andere zelf kan geloven.

Niettemin moest het zowat de plaat van de samenwerkingen worden. Voor dat nummer, ‘Can I Believe You’, werden de vocals gevonden bij honderden fans en hun via Instagram ingezonden stemmen. Sommigen daarvan lieten ter herinnering daaraan een “siiiiick (sic) tattoo” plaatsen, anderen werden door Pecknold gerustgesteld dat er ook plaktattoos geproduceerd zijn “for those who aren’t quite ready for that lifelong commitment“. Vorige week herhaalde Pecknold de formule live in een neogotische kerk in Brooklyn; volgende week zal de zonnewende gevierd worden met ‘A Very Lonely Solstice Livestream’, met een soort neo-Bauhaus poster onder de arm.

Maar goed, de samenwerkingen dus. Die gingen alle kanten op. De 21-jarige nieuwkomer Uwade Akhere wekt indruk; we horen Kevin Morby, leden van Grizzly Bear en het hoornkwartet The Westerlies. Er is een sample van Brian Wilson, het gebruik van een vibrafoon die aan The Beach Boys toebehoorde, net als een orgel van Fela Kuti en een drumstel van Frank Sinatra. En dan moet het beste nog komen: vogelgeluiden werden door Pecknolds broer en videoregisseur Sean opgenomen in Nieuw-Zeeland, en insectengeluiden kwamen van ­– hoe kan het ook anders – het terrein van Aaron Dessner, in wiens Long Pond Studio het album gedeeltelijk werd opgenomen. Is dit dan cottagecore? Allicht.

En dan denkt u: wat een namedropping alweer, maar we zijn niet de enige. Op ‘Sunblind’ trekt Pecknold zowat zijn volledige archiefkast aan artiesten die hem inspireerden open. Vaak enkel met voor- of achternaam, behalve wanneer er verwarring kan zijn: “For Richard Swift” – we hadden het uiteindelijk over de Dessners. Met John en Bill worden twee van de dit jaar heengegane artiesten geëerd, en Smith verwijst allicht naar Elliot, want: “Beneath you, songs, perfect angels in the snow”. De gelaagdheid van wat Smith “all crushed out on the way you are” noemt blijft hier niet overeind, maar ‘Sunblind’ is een mooie opener voor anderen die op ‘Shore’ meer ingetogen herdacht worden: dichter en activist Victor Jara, Arthur Lee van de band Love en modernist James Joyce: “Maybe read Ulysses, but it’s a young man’s game.”

He wanted to meet in the real world the unsubstantial image which his soul so constantly beheld,” schreef Joyce in ‘A Portrait of the Artist as a Young Man’. Misschien is het wel een goede samenvatting voor Pecknolds meest persoonlijke epos tot nu toe? (sb)

23. Ware vindt opnieuw haar ware zelf

Dat Jessie Ware in staat is om het betere popnummer te schrijven, weten we al sinds het exquise ‘Wildest Moments’, een song die ons zo terug katapulteert naar de non-zomer van 2014. Het is de tendens op het volledige debuut, dat perfect popschrijverschap drenkt in een glibberige discosfeer. Ook opvolger ‘Tough Love’ kende – VTM-alert! – momentjes, zoals het heerlijk dramatische titelnummer. Maar ‘Tough Love’ bleef veelal steken in krampachtig uitgevoerde ideeën die duidelijk beoogden een groter publiek te bereiken. Haar derde plaat deed niet veel beter: een flauwe verzameling die nergens beroerde.

Groot was dan ook de verbazing dat Ware dit jaar met ‘What’s Your Pleasure?’ wél relevant terugsloeg. Eerlijk gezegd hadden we zelfs niet de intentie om het nieuwe album een kans te geven. Maar u kent ons vast: we surfen ten overvloede mee op de hypewaves. En zo geschiedde. We dompelden ons voor de goede vreugde opnieuw onder in de wereld van Ware. Nog meer dan het album an sich, verdient La Ware haar plaats 23 met ‘Save A Kiss’, het logische vervolg op ‘Wildest Moments’. Schreeuwt u ook wel eens ‘tonica!’ wanneer u een grondtoon hoort? Vast wel. Dan komt u hier werkelijk waar énorm aan uw trekken. Beginnend met een stevige beat trekt de monsterhit zich op gang. Vier minuten en twee seconden later, vlijt u zich, met tintelende benen, een stijve rug en een zoveelste blamage, neder op uw Ikea-zetel, just like it was 2014. (th&sc)

22. Wat wél plaatsvond: Les Nuits Botanique

Dat het voor het live-circuit een treurig jaar was, is een understatement. Hoewel we eerder al schreven over de opzienbarende passage van Big Thief in de AB in Maart, gingen hierna de lichten grotendeels uit in de concertzalen. Het bleef de eerste maanden akelig dood, maar tijdens de eerste weken van naïviteit ontsproten er nog enkele schattige initiatieven. Nu rest enkel nog de dood. De hashtag #saveoursummer werd gelanceerd om een normale festivalzomer te bewerkstelligen (was ook dit Sammy Mahdi?), en concertzalen verschoven concerten nog doodleuk naar het najaar. Ondertussen kan ook het voorjaar van 2021 al vergeten worden.

En toch. Het was het niet allemaal kommer en kwel. Vele organisaties werkten zich uit de naad tijdens de zomer om het live-gebeuren toch enigszins invulling te geven. Daarbij moest er logischerwijze vooral geteerd worden op Belgische artiesten en op de goodwill van lokale autoriteiten. Hoewel er meerdere achtbare initiatieven waren, was er voor ons toch één organisatie die de bloemen verdient, namelijk de Botanique met haar Les Nuits. Les Nuits kent u normaliter als het festival dat in mei plaatsvindt en kan gezien worden als het officieuze begin van het festivalseizoen. Het staat garant voor opkomende talenten en ook meer gevestigde waarden in de aaibare niches van het muzieklandschap. En dat was dit jaar niet anders op de alternatieve variant die in september plaatsvond. De line-up was bewonderenswaardig in deze omstandigheden. Denk maar aan de maker van één van dé albums van 2020, Lucrecia Dalt. Daarnaast palmde Les Nuits ook de Notre-Dame in Laken in met een elektronische avond rond Fennesz en Adriaan De Rover. Een gepaste hulde dus, voor moed en zelfopoffering. (th)

Foto door Stéphane Risack

21. Ora Pro Nobis, OPN

Nog zo’n Pazuzuiaans succesverhaal en dan nog wel eentje waarvan we de genese in een vorig leven vanop de eerste rij meemaakten. Daniel Lopatin had tien jaar geleden bizar veel in zijn mars, daar was het neusje van de zalm onder de muziekjournalistiek het al over eens. Maar dat zijn bescheiden vaporwave laptopshows ooit zouden uitgroeien tot livesets in grote auditoria met in de band onder meer Eli Keszler op drums, dat had niemand in 2012 gedacht. En dit was nog vóór Magic Oneohtrix Point Never, het album waarmee Lustprins Lopatin in één werk zijn volledige OPN-oeuvre vertegenwoordigt.

Van dit…

Opvallende gast op dat album: The Weeknd, waarmee zijn pad ook artistiek kruiste via de film Uncut Gems, ofte de meest polariserende prent van de laatste jaren. Lopatin zit al een poos in de voor alternatieve en onafhankelijke producers immer belangrijker wordende soundtrack-industrie – denk maar aan Bobby Krlic en diens verzuim om The Haxan Cloak weer van onder het stof te halen – maar blijft als Oneohtrix Point Never tegelijk verder timmeren aan zijn ambitieuze visie op muziek, met hulp van een flinke scheut accelerationisme. Een benadering die steeds meer resulteert in grootse en toegankelijke werken waarmee OPN de samenwerkingen met bekende namen alleen maar opstapelt. En daarmee ook zijn bekendheid. Sprookjes bestaan. Nou ja. (mph)

Naar dit
Close
Menu