december 30, 2020
Geschreven door: admin

#SR50: 3-1

Still uit de shorttrackfinale op de Olympische Winterspelen in Salt Lake City in 2002.

Het is ondanks de enorme verwachtingen een jaar geworden dat eerder dan een accolade een cold shoulder verdient. En toch heeft uw favoriete redactie gedurende de voorbije maand getracht om de absolute waanzin te vatten in vijftig elementen. Bouwstenen die eerder dan in eerdere edities van de #SR50 niet pretenderen een echt verhaal te vertellen, maar die kleine ankerpunten bleken te vormen om enige houvast te bieden wanneer u terugkijkt op de laatste 366 dagen. In onderstaande apotheose van de lijst, de top 3, krijgt u te zien wat ons het meest geraakt, geërgerd, gebroken en gelijmd heeft. En het is geen gewoon podium geworden. Maar dat had u vast al geraden.

3. Hip-hop Renaissance

Overbodig, much? Hip hop is al tijden het grootste genre op aarde. Nadat het de afgelopen twintig jaar helemaal mainstream ging en sommige van de best betaalde en meest populaire artiesten voortbracht, raakte hip hop ook ingebed in het culturele weefsel van de geglobaliseerde economie. Hip hop is altijd al meer geweest dan muziek, een stelling die ook toepasbaar is op het breken van genrebarrières. Het gaat immers om productie, om vibe, om cultuur… en om vernieuwing. Is Flying Lotus hip hop? You bet. Steven Ellison houdt er simpelweg een liberale interpretatie van J Dilla op na. Net zoals Imperial Triumphant losjes omgaat met free jazz. Als er vandaag iets is wat muzikale vernieuwing belichaamt, dan is het wel het vervagen van dergelijke creatieve grenzen. En binnen hip hop gebeurt dat nog meer dan in andere muzikale denkscholen. Alleen al ‘Visions of bodies being burned’ van oudgedienden .clipping illustreert dat nog maar eens. Dus waarom moeten we het hier nog maar eens hebben over het zo succesvolle genre hip hop? Wel, dat komt vooral omdat the forces of good het aan het halen zijn, wat niet gezegd kan worden van andere genres.

Het spijtige aan de laatste jaren van hip hop-boom, is de overname van style over substance ten nadele van het betere MC- en productiewerk. Dat dwaalspoor blijft tot op vandaag een belangrijke component van het bredere genre, al raakt het steeds verder ontdaan van illusies. Terwijl Kanye West als quasi-tragische figuur het immer leger wordende omhulsel vormt van een enorm lucratieve beweging, die productionele kunde weliswaar erkende maar inhoud als allerlaatste prioriteit had, is hip hop tegelijk rijker en omvangrijker dan ooit. Ook zonder commercieel succes. Al kwam dat niet zomaar uit de lucht vallen.

2004 en niet 1994 is misschien wel hét moment van de kwantumsprong voor het genre. In de relatieve leemte die volgde op de dood van Notorious B.I.G. en 2Pac, gekoppeld aan de verschraling van fenomenen als Wu-Tang Clan, de split van A Tribe Called Quest en dergelijke meer, zou productiewerk tijdelijk eerste viool spelen. De start van de consolidering van hip hop als hoogcultuur en vaste bron van sommige van de beste moderne muzikale manifestaties, is terug te brengen tot het hoogtepunt van die periode. We hoeven de geijkte namen niet op te sommen, al vormen ze tot op zekere hoogte het fundament van wat de opkomst – of beter: Renaissance – van alternatieve hip hop genoemd kan worden.

De allereerste naam die we met de term associëren, is Rory Allen Philip Ferreira. Niet omdat hij het best de alternatieve hip hop van vandaag vertegenwoordigt (die rol is eerder voor Billy Woods en zijn maatje ELUCID weggelegd), maar wel omdat R.A.P. Ferreira als geen ander poetic hip hop belichaamt – een variant op het genre geïnspireerd door jazz, spoken word en filosofie. Onder de naam Milo bracht Ferreira al twee fenomenale albums uit. Met ‘Purple Moonlight Pages’ deed hij het kunstje nog eens over onder eigen naam, en voegde hij ook nog een dosis menselijkheid eraan toe. Weg van de abstractie, maar zonder het poëtische en emotionele los te laten. Het resulteerde in één van de albums van 2020.

28 is hij nog maar, en toch niet de jongste uit een rijtje dat almaar langer wordt en net zo geografisch als inhoudelijk divers is. Wat ze wél gemeen hebben: substance OVER style. Steevast gaat het om artiesten die amper de plas zijn over gereisd en wiens oververdiende doorbraak voor onbepaalde tijd werd uitgesteld door corona. Terwijl één van ‘s werelds beste rappers, Jonwayne, voorlopig vermist lijkt, timmeren Pink Siifu, Quelle Chris, ShrapKnel, Akai Solo en Killah Priest – om maar enkelen te noemen – aan de weg naar een hip hop die past bij dit nieuwe, gecompliceerde decennium. Met teksten die de activistische draad van hip hop weer oppikken, doch voorzien van immer inventieve metaforen om zodoende een veel rijkere, parallelle wereld te creëren waarin schijnbaar eindeloze mogelijkheden lijken te bestaan.

En het zijn niet alleen jongere artiesten die vandaag furore maken. Roc Marciano en Ka zijn gevestigde namen die ook in de jaren ’90 al actief waren. Ka bevestigde nog maar eens met ‘Descendants of Cain’ (geproduceerd door Marciano), waarin de 48-jarige brandweercommandant uit New York pure wijsheid predikt en zijn twee beste platen van het laatste lustrum – ‘Days with Dr. Yen-Lo’, samen met Preservation (zie verder) en vooral ‘Honor Killed the Samurai’ voorziet van een passend vervolg. Productioneel doet Ka wat stadsgenoot RZA 25 jaar geleden al deed, maar dan nóg meer DIY en nóg meer ontdaan van franjes. Beats vallen er amper te horen. Over zijn laatste hadden we het al – en las je nu over bij als je consequent de links aanklikt – dus gaan we even terug in de tijd.

Zelfs commerciële hip hop kan nog steeds aantrekkelijk zijn, mede door de niet te onderschatten invloed van deze – voor ons – onbekendere namen. Zo bracht Westside Gunn met ‘Pray for Paris’ een onweerstaanbare guilty pleasure uit. Ook te horen op die plaat: jawel, Roc Marciano. En nu we het er toch over hebben, Marciano bracht liefst twee albums uit in 2020. Daarvan is vooral ‘Mt. Marci’ ouderwets goed. Een beschrijving die niet toevallig gekozen is. We hadden het eerder al impliciet over de impact van met name ‘Madvillainy’, maar het zou verkeerd zijn om de jaren ’90 te negeren. Niet toevallig bracht Godfather Don ook dit jaar een ‘nieuw’ album uit dat net zo goed een kwarteeuw eerder had kunnen verschijnen. Letterlijk, want alle tracks komen van oude demo’s en ander discarded materiaal. Een groot deel van de samplecultuur en de stoffige sfeer van east coast hip hop uit de jaren ’90 bleef behouden op Marciano’s nieuwe werk, maar wordt nu voorzien van een ongekende flexibiliteit die ook bij andere artiesten te horen is. Flows variëren meer en een kwetsbare opstelling wat betreft thematiek is meer norm dan uitzondering geworden. Taboes bestaan niet langer. Alleen dat al betekent een Renaissance met grote R.

Natuurlijk blijven de V.S. de bakermat. Lang leek het alsof hip hop van over het kanaal vanaf seconde één als dusdanig herkend kon worden. Tot de jongeling Onoe Caponoe z’n intrede deed met niet één, niet twee, maar drie fucking platen in een jaar tijd. Daarvan bleek ‘Invisible War’ goed voor een mention in onze tot vervelens toe doorgelinkte faux-eindejaarslijst. Onoe Caponoe is er vooral in geslaagd om Britse non-hip hop invloeden – denk maar aan grime, UK garage, of het op zichzelf staande genre genaamd Dean Blunt – te combineren met de betere rap die zo weggelopen lijkt van de Amerikaanse oostkust. In het oostelijk halfrond vinden we dan weer Preservation terug. Nou ja, sinds hij in Hong Kong woont, kunnen we dat zeggen. Met ‘Eastern Medicine, Western Illness’ levert hij een zoveelste productioneel meesterwerk af. Maar waar hij oorspronkelijk vandaan komt en of hij wel of niet écht in Hong Kong woont, is in deze irrelevant. Het album is immers exclusief gestoeld op samples die Preservation in Hong Kongse platenzaken vond. Hong Kong zijnde de meest geglobaliseerde plaats op aarde, met een cultuur van diaspora en ook: een plek die vooralsnog ontsnapt aan de Chinese censuur. De culturele waarde van ‘Eastern Medicine, Western Illness’ kan dan ook niet onderschat worden in een jaar waarin het plaatselijke regime, maar ook de internationale gemeenschap definitief gecapituleerd lijkt te zijn voor de volgende dominante wereldmacht.

Geïllustreerd door hoe J Dilla en Madlib ooit in plaatsen als São Paulo gingen crate diggen, draagt hip hop een cultureel diverse microbe per definitie in zich. Dat gaat in beide richtingen. Vandaag is hip hop vooral een spectrum, dat breder dan ooit is en zich niet makkelijk laat categoriseren, zoals pakweg de (sub)genres van metal. Dat is tegelijk uitnodigend en verwarrend dan wel afstotend (zeker met straight up rare hip hop, zoals Shabazz Palaces, cLOUDDEAD, Zonal of het al genoemde .clipping), maar 2020 toonde vooral aan dat je artiesten die écht iets te brengen hebben, veelal meer dan één keer tegenkomt – en vaak niet eens onder eigen naam. Het grote netwerk en de onderlinge solidariteit en samenwerkingen tussen hip hop-artiesten (vaak met namen van buiten de hip hop) die niet op commercieel succes teren, is groter dan ooit. Dat belooft voor de rest van het decennium. Case in point: (mph)

2. America

Zoals ‘Impossible Soul’ begint met een steriele kiestoon, zo ontstaat ‘America’ uit de zachte pulsatie van wat een ziekenhuismonitor lijkt te zijn. Het draagt ertoe bij dat de afsluiter van ‘The Ascension’ aanvoelt als een geësthetiseerd rouwproces – net zoals ‘Carrie & Lowell’ dat was, maar dan helemaal anders. “I feel less and less a personal misery and grief now — maybe I worked that out on [Carrie & Lowell]”, aldus Sufjan in 2017. “Now I feel a universal dread that I had never felt before”. Toch is ‘America’ geen protestlied; wel een persoonlijk relaas van iemand die zich rekenschap probeert te geven van zijn eigen bevoorrechte positie in een verscheurde natie: “I am fortune / I am free / I’m like a fever of light in the land of opportunity”.

‘America’ geeft gestalte aan een bittere desillusie, maar heeft – zonder te relativeren – tegelijk iets troostends. Het antifonale refrein waarin Sufjan dialogeert met zichzelf klinkt als een een louterend ritueel. En door gebruik te maken van een half leger microfoons en talloze overdubs is het geluid even uitgestrekt als intiem; even rijk geproducet als organisch, even zinnelijk als zwaarmoedig. ‘America’ is een tijdsgeest samengebald in een 12’30” durende dystopische popsong, en cementeert Sufjans status als de beste songwriter van zijn generatie.

Dichter bij catharsis is muziek in 2020 niet gekomen. En dat de faux-disco op de rest van ‘The Ascension’ vervolgens grandioos onder de lat dook, verandert daar niets aan. (vg)

1. Geen nummer één

If you have built castles in the air, your work need not be lost; that is where they should be. Now put the foundations under them.”

H.D. Thoreau – Walden
© Camilla Lundby / P Scenen

Henry David Thoreau wist het al in 1854. Het bouwen aan een sterke verbeelding, aan ideeën en aan wat moeilijk tastbaar is, vergt stevige fundamenten. Wanneer die ontbreken, durft het geheel te verdampen door de hitte. Laat dat nu precies zijn wat 2020 en covid-19 voor de cultuursector hebben gebracht: een verschroeiende hitte. Tienmaal alles afbreken, herorganiseren en voorzichtig heropbouwen. De elfde keer te horen krijgen dat het allemaal voor niets is geweest. De vraag hoe cultuur en meer specifiek de muzieksector na deze pandemie zullen ontwaken, houdt ook ons sinds maart in een houdgreep. Wat is überhaupt de rol van cultuur in het maatschappelijk weefsel zonder de viscerale, sociale beleving die er zo eigen aan is?

Ondanks de vele, ietwat pietluttige pogingen om toch een zekere ‘live-ervaring’ te creëren in de woestijn die 2020 heet. Ondanks de moed der wanhoop die menig lockdownalbum of livestream voortbracht. Ondanks Taylor Swift, die de gênante en zelfbevlekte chaletdroom van Bon Iver lééfde. Ondanks de omscholing en ‘activering’ van minder fortuinlijke artiesten. Ondanks de inventiviteit en het ongebreidelde enthousiasme om er alsnog iets van te maken, zit er volgens uw dienaars niets anders op dan de nummer 1 van de #SR50 dit jaar ritueel te verbranden. Het heeft geen zin om uw drang naar volmaaktheid of relatieve normaliteit in deze lijst te bevredigen.

Want de impact van deze crisis is – u raadt het nooit – reëel. Volgens Eurostat zijn maar liefst 7,3 miljoen jobs in de creatieve, culturele sector in de EU in gevaar gebracht door covid-19. Een perfect storm, zeker gezien de bijzonder beperkte ‘verzekeringen’ en sociale vangnetten die voor zulke professionele betrekkingen bestaan. Meer dan 30 procent van de jobs in de cultuursector vallen onder het stelsel der zelfstandigen, wat overleven niet eenvoudiger maakt. Alle lichten springen met andere woorden op rood, maar de cultuursector lijkt de realiteit van de sociale en economische gevolgen van deze crisis, eerder dan het politiek eenvoudigere onmiddellijke stelpen van het bloeden, niet meteen te willen aanschouwen. Het geweer structureel van schouder veranderen is geboden, want cultuur in de publieke ruimte is essentiëler dan ooit, zeker in het collectief rouwproces dat ooit zal moeten volgen.

We hoorden en lazen ze echter ook, de opiniemakers die cultuur essentieel achtten in deze crisis, ‘omdat we ons toch wel erg zouden vervelen zonder films, boeken en muziek’. Anderen hadden het over de ‘vanzelfsprekendheid van het open blijven van boekenhandels’, want lire, c’est vivre. De intenties zijn vast niet slecht, maar zo’n benadering benadrukt de futiliteit van het cultuurbegrip anno 2020. Het is de vernauwing van wat ooit een ‘form of life‘ was tot de zuiverste vorm van entertainment. Terwijl 2020 ons een andere conclusie lijkt aan te reiken. Zonder het fysieke, publieke veruitwendigen van cultuur, verwatert de essentie van wat cultuur kan betekenen: het creëren en opbouwen van gedeelde levensvormen. Dan kan het gaan om het samen slijpen aan urgentie in een muziekstuk, of om het schreeuwerig napraten over de onophoudelijke, snerpende feedback tijdens een liveshow – iets wat bepaalde ondergetekenden meer dan eens met de nodige schaamte hebben ondergaan.

En ja, er zijn manieren om zulke gemeenschapsvorming online te bevorderen. Dat kunnen we niet ontkennen. Alleen is dat een surrogaat, de vleesgeworden antithese van duurzaamheid; zéér beperkt houdbaar. 2021 moet dan ook misschien het jaar worden waarin de sector stopt met ‘slim’ en inventief te zijn, zeker nu de verschraling van die inventiviteit, cringy solidariteitsinitiatieven en volkomen holle artistieke concepten, definitief is ingezet. 2021 moet het jaar worden waarin we het gemis écht voelen, waarin entertainment entertainment blijft en cultuur cultuur. Het ene is aanwezig en altijd toegankelijk, en vooral ook zeer welkom in saaie lockdowntijden, het andere gedijt onder specifieke omstandigheden en daarvoor geldt het oude gezegde ”elke kermis is een geseling waard”. Of die specifieke omstandigheden nu een Jambonloze of een virusloze wereld (of beide) vragen, maakt an sich niet uit. We moeten wéten waar we voor strijden en die strijd ook breder kaderen. Welke prioriteiten werden de afgelopen negen maanden naar voren geschoven? Waarom dragen we cultuur een warm hart toe, maar aanvaarden we het als de financiële schade straks niet meer te herstellen is – terwijl dat voor andere sectoren als een taboe wordt gezien?

In het pre-covidtijdperk waren er al genoeg tekenen aan de wand. Ondernemerschap valt steeds meer samen met het genereren van omzet en winst op basis van activiteiten die mensen steeds minder nodig hebben. Een gevolg van de omgekeerde emancipatie die al decennia plaatsvindt. Jonge mensen zouden vroeger sparen om een verre reis te maken of een huis te kopen; in steeds meer landen is zoiets voor een snel groeiende bevolkingsgroep een lachwekkende utopie, en voor een door financieel sterke ouders geruggesteunde groep een lachwekkende evidentie. Het mag dan ook niet verbazen dat de meeste (jonge) mensen meer bezig zijn met de nieuwe koffietent om de hoek dan met grootse toekomstplannen. Iets analoogs geldt helaas ook voor cultuur, en ook dat was voor corona al het geval. Als deze crisis al enig perspectief biedt, is het om een shift in het culturele bewustzijn op muziek te zetten. Bijvoorbeeld richting een muzieksector die focust op kansen voor nieuwe talenten met een eigen verhaal, en niet de talloze corporate IG-producten die nu door de ether buitelen. Een sector die technologisch gedemocratiseerd is en potentieel scenes (hoe 90’s voelt dit woord al aan?) kan helpen vormen, kan op termijn ook méér.

2020 bracht muzikale tendensen, ontzettend veel goede en diverse platen, prachtige livestreams en zelfs een paar échte topconcerten met zich mee. Er is genoeg gebeurd. Genoeg zelfs om hoop te koesteren dat, als het in 2021 vanaf een bepaald moment beter gaat (spoiler alert: maak vooral je kalender in 2022 vrij), er een grote mate van herstel kan zijn. De vraag én het aanbod zijn nog niet verloren. Duizenden artiesten en acts staan klaar om muzikale vernieuwing naar hun publiek te brengen; met name jonge mensen willen meer dan ooit – ook non-hedonistisch – ondergedompeld worden in live-muziek en het brakke festivalcampingleven. Maar we mogen tegelijk niet negeren dat 2020 ook het startpunt van een neerwaartse spiraal kan zijn van datgene waar deze website op teert. Zoiets hangt af van hoe het virus(beleid) evolueert, maar óók van de perspectieven die cultuurliefhebbers én de sector stilaan zélf moeten schetsen. Wat kunnen we doen tijdens en vooral: welke cultuur willen we hierna? Afwachten en hopen op het beste zal niet volstaan. En zou het geen zonde zijn als we al in het begin van ons prille tweede leven – amper drie maanden na de reïncarnatie – steeds minder hebben om over te schrijven? Fuck dat. (sc) (mph)

Close
Menu