januari 25, 2024
Geschreven door: Marc Puyol Hennin

Skyline op de MIA’s 2024: les non-dupes errent

Het duurde dertien jaar, vele omzwervingen, Roskilde-edities en vooral talloze concerten. Alles bleek achteraf gezien één lange Sonderweg: op woensdag 24 januari 2024 bereikten twee Skyline Rev-coryfeeën – we zullen ze (mph) en (sc) noemen – een historische mijlpaal: aanwezig zijn op de uitreiking van de MIA’s.

Het gezamenlijke pad waar de twee ooit aan begonnen, van een bovengemiddelde appreciatie voor de ándere Sophie Trudeau tot het fanatiek strijden voor de overwinning tegen een niet nader genoemd Studio Brussel-werknemer tijdens Gentse duo-popquizzen een klein decennium geleden, spleet ergens onderweg in tweeën. Na jaren knokken staat (mph) immers waar hij moet staan. De uitnodiging voor de MIA’s is een Teken van Boven dat hij goed bezig is, dat hij als het ware ‘binnen’ is. Zelfs al kon de muzikale realiteit van de MIA’s inhoudelijk niet verder van hem staan, daarvoor is hij steeds vaker selectief blind. (sc) is dan weer het archetype van de gefrustreerde muzikant: na het solosucces van ‘Ein Mauer ist ein Mauer’ wou het nooit helemaal lukken; vele interessante doch weinig lucratieve studio- en productieklussen later is hij stilaan klaar om ermee te kappen en ‘gewoon’ ambtenaar te worden. ‘Gewoon’ zoals in ‘gewoon hoogleraar’, verduidelijkt hij. De MIA’s zijn voor (sc) eerder de illustratie van een industrie die nooit vóór hem gewerkt heeft. Hij is enkel in het Sportpaleis omdat hij één gitaarriedeltje inspeelde op het laatste album van een van de meest succesvolle genomineerden. We mogen niet vermelden wie. Belangrijk genoeg voor de witte ronde tafels is (sc) alleszins niet. Het zet de toon.

Wat dan te maken van deze avond? Is het een eind- of een beginpunt? Hangt ervan af aan wie je het vraagt. We proberen weer te geven hoe twee verschillende realiteiten in de context van de MIA’s beleefd worden. Maar we zouden Skyline niet zijn als we niet één van beide als de enige legitieme zouden aanduiden. We geven het al weg in de titel, zoals wel vaker het geval is. En ja, zoals gewoonlijk geldt ook nu dat Steve Coogan je wat te vertellen heeft indien er nog vragen zijn.

‘Een kinderact heeft vijf awards gewonnen. En ik vind het niet eens slecht. Waar gaat dit allemaal nog over?’ Aan het woord is een licht aangeschoten (sc) die tijdens de VIP-afterparty in Trix een verbouwereerde Ruben van Gucht – gehuld in een dan nog smetteloos wit pak – aanklampt. De opvolger van Tom Coninx weet niet zo goed wat hij moet aanvangen en kijkt met een vragende lach naar een alweer emotionele Joris Hessels. Op de achtergrond doet Guga Baúl Sam Gooris na. ‘Maar ja’, zo zou (sc) eerder op de avond pak ‘m beet 15 keer opmerken (ongeveer na élke uitreiking) ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’ Hoewel (mph) er als metgezel over tracht te waken dat de immer cynischer wordende (sc) niet te veel gratis Cristal nuttigt, is er geen houden aan. Zo rond half twee ‘s nachts is (sc) los en kan iedereen die het (niet) wil horen wat hij écht vindt van dit gebeuren. Het ergste blijft gelukkig uit, want samen met een oplettende Marcel Vanthilt belet (mph) dat (sc) zich aan een Greg-Puciato-op-Reading-Festival-2002 waagt vlak voor de DJ-booth van Ilse Liebens.

Over 2002 gesproken: ‘dat alles toen beter was, maakt mij nog geen boomer’, sist (sc) verbitterd, een walm van onderschatte Limburgse pils achter zich latend. ‘Misschien is het wel zo dat boomers over 25% van de dingen gelijk hebben. Zoals het feit dat de MIA’s allemaal naar Klaas Janzoons zouden moeten gaan!’ (mph) snapt het ergens wel. Ook hij was ooit cynisch, verbitterd, hard. Kwaad. Altijd kwaad. Maar dat ligt nu anders. De MIA´s leveren hem beslist gemengde gevoelens op – zijn favoriete Vlaamse artiesten zitten eerder in de hoek van Ann Eysermans en dergelijke – maar, zo vindt hij, als je hard werkt in dit wereldje, zul je altijd tot op zekere hoogte terecht faam, roem en zelfs geld verdienen.

Je moet het immers maar doen, zo’n playbackperformance brengen als die van Glints. Mike Skinner kan het misschien beter, maar niét op een zwevend podium. Kanye deed het hem zo’n tien jaar geleden misschien al voor, maar Glints is ten minste geen antisemiet. En er is nog wel meer hiphop die in Vlaanderen dingen net wat anders doet. Zo moet je het DIKKE wel nageven: een hoofdsponsor van het event overtuigen om een bolide – we verklappen niet welke, maar ze staan bekend om hun achterwielaandrijving – uit de nok van het Sportpaleis te laten bengelen, enkel maar om in de verf te zetten dat je in het diepe Limburg ook fat stacks met dit métier (een smoelloze pastiche maken van old skool hiphop, trap en drill) kunt verdienen. En wat te zeggen van Brihang, wiens rudimentaire derde-leerjaar-opstel-rhymes uitstekend worden gecompenseerd door een optreden dat begint in de verschraalde straten rond het Sportpaleis en eindigt met een apotheose met zelfs een twee seconden durende staakt-het-vuren-boodschap die de censuurcommissie (alweer een extraparlementair initiatief van Theo Francken) van de MIA’s wist te omzeilen. Maar als de MIA’s iets bewijzen, dan is het dat de Vlaamse muziekindustrie ontzettend lenig is. (sc) ziet vooral de voordelen voor zelfbevrediging van een dergelijke lenigheid in, maar de meer nuchtere (mph) beseft dat de Vlaamse muzieksector met name ‘future proof’ is. Inkomens- en bestaanszekerheid; het is ook allemaal beter dan als artiest of persoon werkzaam in-de-sector helemáál geen werk hebben, toch? Bovendien herinnert het ons aan een van Massive Attacks meest onderschatte nummers.

En zelfs zonder al die utilitaristische overwegingen kan (mph) er de waarde wel van inzien. Als je zelf betaald wordt om te schrijven over muziek en dat gaat vooral hard als je schrijft over artiesten die op volume (lees: mad stacks) kunnen draaien, dan zijn er immers twee mogelijke conclusies. Volgens (sc) ben je dan niet veel meer dan een industry plant, maar (mph) ziet het liever anders, te weten positiever, want áls die artiesten al zo ver komen, dan is het toch omdat ze iets goed doen? Daar kan (sc) werkelijk niets tegen inbrengen. Veel meer dan gradueel veranderen in een Rafael van der Vaart-kloon zit er voor hem niet meer in, zo lijkt het.

Persoonlijk vindt (mph) het prima dat Metejoor – al vakkundig door Daan op z’n plaats gezet eerder dit jaar – met nul MIA’s naar huis gaat. Enkel Warhaus kan wat raken aan de tirannie van Pommelien, en toegegeven, die Nederlandstalige pop is best catchy. Daar dacht (mph) ooit wel anders over. Welke pop bedoelen we precies? Dat maakt niet zoveel uit; de MIA’s zijn Nederlandstalige pop, naast de promotie van Sportpaleis-shows, Antwerpse populaire cultuur, de normalisering van Diependaele-bestendige veilige volkscultuur en verticale integratie van mediacarrières- en monopolies in één. Aan de hand van de afgedekte tweede ring en de kale plekken in de eerste ring zou je het niet zeggen, maar zeker voor de VRT zijn de MIA’s van strategisch belang. ‘Is het je opgevallen’, zegt een op dat moment nog nuchtere (sc), ‘dat ze niet eens de MIA’s voluit noemen? Het is gewoon #demias geworden, waardoor je de ‘e’ als een lange ‘e’ leest.’ ‘Heeft die marketeer niet zo goed over nagedacht’, moet ook (mph) toegeven.

Maar ook dan denkt (mph) snel weer: so what als Hendrik Bogaert op het podium mag om de prijs voor beste doorbraak uit te delen. De link is flinterdun én origineel: Bogaert is immers een selfmade man die zelfs een eigen logo in Canva heeft ontworpen en iets analoogs gaat kennelijk ook op voor de muziek van Aaron Blommaert, want uit welke la is deze persoon in hemelsnaam gehaald? (mph) kent hem militant niet. Maar zoals Blommaert al terecht opmerkt in het tribute-filmpje over Bart Peeters: ‘het maakt uiteindelijk niet uit wat je doet, zolang je het maar bréngt’. Ten minste, zo ging het ongeveer. Details zoals wie wat heeft uitgereikt zijn inmiddels wat wazig geworden. De reden? De oogverblindende en licht uit balans brengende grote Pommelien Show, die ook wel bekend staat onder de naam MIA’s 2024 of voor heel wat stans als de nieuwe big other. Mijlenver boven Alexander De Croo, Studio Brussel of welke autoriteit uitstralende entiteit dan ook.

Even schrikken is het wanneer de Vlaamse Swift, opkomende actrice en toekomstig hoofd van een media-imperium zelfs ingeblikte appreciatie van niemand minder dan Tom Van Grieken krijgt, niet toevallig dé breker van het alternatieve omertà. Barsten waren er al langer, ongeveer sinds het geboortejaar van Pommelien, toen Jan van Biesen poneerde dat rebelse jongeren niet langer bestaan. Het resultaat mag er zijn: prefab acts voor mensen van 5 tot 35 (wát een waanzinnige demographic, jongens), doorslagjes van popformules die al anderhalf decennium dezelfde zijn én quasi alles Nederlandstalig: van enig alternativo-cordon sanitaire – of ook wel: hokjesdenken – is inmiddels geen sprake meer. Verrassend genoeg is het (mph) die deze observatie maakt, goed wetende dat hij op een slappe koord balanceert door net als alle bv’s met krokodillentranen aan de ronde tafels blijdschap en vreugde te veinzen voor artiesten waar hij eigenlijk nooit naar zou luisteren. Fake it to make it, innit.

‘Er is vandaag een nieuwe, veel ergere omertà’, merkt (sc) op na de uitreiking van ‘hit van het jaar’ door – we menen ons te herinneren – een nuchtere Liesbeth Homans. ‘Een omertà waarbij we net als op Instagram alleen maar lief moeten doen voor elkaar. En op toxische wijze elkaars werk leuk moéten noemen.’ ‘Muziek evolueert gewoon’, repliceert (mph) met alweer een efficiënte dooddoener. ‘De kunst bestaat erin om in Camille of Pommelien de intrinsieke waarde te vinden. Is het niet in de muziek, dan wel in de ironische beleving. Of vind je soms niet dat onze generatie de renaissance van de ironie, als pantser tegen extreem onzekere en precaire tijden, het beste belichaamt?’ Wéér vindt (sc) geen antwoord.

Dat Dries Mertens nog altijd belangrijk is voor Galatasaray én ooit als volkomen tweederangsvoetballer genomineerd werd voor de gouden bal, maakt van hem de uitgelezen persoon om de award voor Vlaams Populair uit te delen. Niet dat dit ook écht zo was, maar de MIA’s zijn een tv-show en dus een poppenkast waarin hyperrealiteit de boel overneemt. Voor hetzelfde geld is niets van wat de kijker thuis ziet ook hetzelfde als wat we live in het Sportpaleis meemaken. Tweederangs of niet, de ode van Hugo Sigal aan zijn overleden wederhelft is oprecht ontroerend. En zeker, ook Tom Pintens mocht in dat kader niet ontbreken. Als wellicht enige serieuze muzikant (de woorden van (sc)) ontvangt hij postuum een award. (sc) hoeft het niet uit te spreken; (mph) kent hem goed genoeg om te weten welke allegorie hij hierin terugvindt. Afstand of niet, soms begrijpen ze elkaar nog steeds zonder woorden. Zoals die keer dat MØ op de Orange Stage van Roskilde en blikje Faxe Kondi opentrok.

Het begin- én eindpunt is op die manier stilaan bereikt: we nemen afscheid van muziek en verwelkomen met open armen een ander soort kunde, entertainment, multidisciplinariteit. Wat je het ook wil noemen, het is een wereld waar geen ruimte bestaat voor gal, voor twijfel, voor polarisatie. In deze wereld duiken we desnoods de polonaise dansend de afgrond in. De laatsten die het zullen merken, zijn de (mph)’s van deze wereld. Maar helaas, onze éigen (mph) – ooit zo kritisch – is al vertrokken wanneer (sc) deze laatste reflectie toelicht terwijl hij op het muurtje voor de Gamma enige nuchterheid recupereert en op de achtergrond een bezeten Ruben van Gucht luidruchtig wordt afgevoerd door Eva De Roo en Jan Paternoster. (sc) ziet het tafereel en prevelt nog: ‘zie je wel… de vleesgeworden incestueuze relatie waarbij industrie en muzikant niet meer te onderscheiden zijn… het eindstadium van kapitalisme.’

Het mag niet baten. (mph) zit op dat moment in de shuttlebus naar de after-afterparty in de Carré. Regi Pinxten had immers niet voor niets een award gewonnen, want welke artiest bereikt nou zoveel zónder subsidies, vindt ook (mph). ‘Hand op het hart: ik ben een linkse rakker, maar Regi heeft écht wel een punt.’ Vanaf dat moment zou (sc)’s gezicht op onweer blijven staan en breekt er wéér iets tussen de oude duoquizmakkers. (sc) kan terwijl het al licht wordt alleen maar voor zich uit staren in de kille Antwerpse nacht en enige troost vinden in de laatste regels van Cyriel Buysse’s novelle ‘De eenzame’ (1910). Ze waren immers nog nooit zozeer op hem en de andere (sc)’s van deze wereld van toepassing.

En ginds, heel verre nu van alles af, in ‘t diepste van de zwarte bosschen achteruitgeweken en verscholen voor de komst der menschen, werd hij opnieuw de stugge, dood verlaten Eenzame van vroeger.

Close
Menu