juni 20, 2021
Geschreven door: Victor Goemans

Quiet is nog steeds het nieuwe Loud

Kings of Convenience. Foto: Salvo Alibrio

What’s in a name? Soms beantwoordt die vraag zichzelf, en in het geval van Kings of Convenience is dat zeker zo. Neem de bandnaam alleen al, en tel daarbij de titel van hun debuutplaat – ‘Quiet is the New Loud’ – en je hebt hun esthetiek wel zowat samengevat. Maar schijn bedriegt: het is gespeelde achteloosheid die verhult hoe uitgekiend de songs in al hun eenvoud zijn, hoe minutieus en subtiel de arrangementen. In die zin is de associatie die ‘Rumours’ oproept misschien niet geheel misplaatst.

Het is welgeteld twintig jaar geleden dat ‘Quiet is the New Loud’ uitkwam, en aan die blauwdruk voor Kings of Convenience is sindsdien niets veranderd: samen met Belle & Sebastian belichaamden ze op zichzelf een soort Neue Einfachkeit, radicaal rustig en militant laidback. Meer Elliott dan Jeff, meer ‘Pink Moon’ dan ‘Five Leaves Left’. Twee zachte gitaren en dito stemmen aangevuld door een occasionele strijker en een totaal gebrek aan pretentie, dat is het eenvoudige recept voor letterlijk elk nummer op elk van de vier platen die sindsdien het licht hebben gezien.

Bossa nova, maar dan voor blanke Europeanen die rooftops frequenteren in Kopenhagen of Amsterdam en vakantie nemen op de Balearen.

Wat Kings of Convenience onderscheidt van haar epigonen – denk een José Gonzalez, Turin Brakes, en andere new acoustics – is niet zozeer een ongeëvenaard songschrijverschap, maar een uiterste verfijndheid van het totale klankbeeld. Zo worden ondanks het ontbreken van percussie toch min of meer complexe ritmische patronen geweven door het samenspel van een gedempte ritmegitaar en tegendraadse arpeggii. Bossa nova, maar dan voor blanke Europeanen die rooftops frequenteren in Kopenhagen of Amsterdam en vakantie nemen op de Balearen.

Het is muziek die totaal ongedwongen behoort te klinken en daar ook wonderwel in slaagt, al reflecteert dat niet per se het achterliggende productieproces. In hun twintigjarige bestaan hadden Kings of Convenience nog maar drie albums op de teller staan, en het laatste, ‘Declaration of Dependence’, dateerde alweer van elf (!) jaar geleden. Een eerste poging om nieuw materiaal op te nemen in 2016 draaide op niets uit waarna het project stil kwam te liggen. De opnames begonnen opnieuw in 2019, maar uiteindelijk zou het nog meer dan twee jaar duren voor ‘Peace or Love’ er uiteindelijk kwam. “It’s very hard to make something sound simple”, klinkt het daarover in het persbericht.

Op ‘Peace or Love’ kiezen Erlend Øye en Eirik Glambek Bøe (Glambek voor de vrienden) radicaal voor continuïteit. De voorbije decennia zagen relaties komen en gaan, gezinnen werden gesticht, Øye werd techno-DJ in Berlijn, Bøe haalde een diploma psychologie. In veel voorbeschouwingen en recensies valt te lezen hoe de nieuwe songs rijper klinken, reflecties zijn van een andere levensfase en zich minder aan de oppervlakte houden. Oké: in extremis kan je ‘Washing Machine’ zien als een beschrijving van de meer prozaïsche kanten van het leven, die in het kielzog van toegenomen verplichtingen en verantwoordelijkheden meer en meer aandacht opeisen. Bovendien klinken Erlend Øyes staccato-gitaarlijntjes na zijn Whitest Boy Alive-uitstapjes lichtvoetiger en prominenter dan ooit. Maar verder vallen er op ‘Peace or Love’ weinig sporen te vinden van de twee decennia die het tweetal scheiden van de prille twintigers die ze waren ten tijde van hun debuut. Zelfs het schaakbord op de albumcover komt van ‘Riot on an Empty Street’: het veranderde perspectief noopt tot een gevatte beschouwing, maar dat laten we over aan iemand met meer metaforisch talent.

Neem nu ‘Angel’: qua insteek verschilt het nauwelijks van het lichtjes puberale ‘Toxic Girl’ (‘Angel, she’s an angel/Though she might be slightly promiscuous’). De typisch Scandinavische faux-naïviteit en het totale gebrek aan pretentie pareert nog steeds eender welke kritiek op de soms nogal, eh, banale teksten. Verder hangen de Noorse regensluiers nog steeds voor het vizier van de ik-persoon, zelfs op de meest uptempo nummers. Tegelijk levert de keuze om trouw te blijven aan de initiële formule een aantal van hun beste songs tot dusver op: openers ‘Rumours’ en ‘Rocky Trail’, bijvoorbeeld. Ook Feist, die al te horen was op ‘Riot on an Empty Street’, levert op ‘Catholic Country’ weer een bijdrage aan een van de sterkste nummers op de plaat. ‘Fever’ is met zijn extreem catchy melodie dan weer de gedroomde single, en nu al ons favoriete zomernummer van dit jaar. Maar ‘less is more’ is een aanpak die ijzersterk songmateriaal vereist, om eenvoud niet te doen afglijden naar banaliteit. Wanneer dat wel gebeurt, zoals op ‘Ask for Help’ of ‘Washing Machine’, leggen de stoïcijnse arrangementen de bloedarmoede pijnlijk bloot. Maar die momenten zijn zeldzaam.

Bovenal is ‘Peace or Love’ een ode aan de eenvoud, en ook een ode aan de eerlijkheid: de kaarten mogen op tafel, het is wat het is. In die Beschränkung zeigt sich erst der Meister, zoals het Teutoonse spreekwoord nog steeds luidt. Die maxime van het minimalisme hebben de Noren in twintig jaar nooit verloochend, trouwens ook niet op het vlak van releases of tourschema’s. Laat dus maar komen die zaalshows volgend jaar, en doe er gerust een handvol festivals bij. Roskilde, Primavera Sound?

Close
Menu