februari 20, 2021
Geschreven door: Lennart Drossaert

In gesprek met Aldo Struyf: “Muziek moet je delen.”

Foto door: Sophie Nuytten ©

Verbittering grossiert in doorprikte verwachtingen. Van alle evenementen die ons in annus horribilis 2020 ontzegd werden, deden er weinig zoveel pijn als de ‘Bubblegum’ shows die de Mark Lanegan Band in de Ancienne Belgique ten beste zou geven. Het meesterwerk uit 2004 zou van A (‘When Your Number Isn’t Up’) tot Z (‘Out Of Nowhere’) gespeeld worden. Daar bovenop kreeg de zanger van The Screaming Trees ook nog eens carte blanche om de line-up van deze twee avonden zelf in te kaderen. Anticipation has a habit to set you up: na een aanvankelijk uitstel kwam er uiteindelijk de uppercut. Door inmiddels gekende omstandigheden zijn de shows definitief geschrapt.

Weinig mensen op wie de impact zo groot was als op Aldo Struyf. De voormalige frontman van het schromelijk onderbelichte Creature With The Atom Brain is al een slordige 15 jaar rots in de branding van de Mark Lanegan Band. Naast de show met die laatstgenoemde zou hij diezelfde dag ook optreden met Crayon Sun, de band waar Aldo Struyf zijn schouders onder zet samen met blueszanger Dave Reniers. Hij zou tevens nog een derde keer de bühne betreden met Black Phoebe; het nieuwe project van Shelley Brien en Lanegan. Ook diens tour om ‘Straight Songs Of Sorrow’ te promoten, zijn meest recente langspeler, werd noodgedwongen geschrapt. Reden genoeg voor Skyline Rev om in gesprek te gaan met Aldo Struyf, om te praten over wat wél kan, zijn muzikale invloeden én uiteraard over ‘Bubblegum’.

“Lanegan had gezegd dat we dit maar één keer zouden doen. Er waren mensen van bijvoorbeeld Australië die al tickets gekocht hadden. We hadden een heel repetitieschema klaar en waren volop bezig die nummers in te studeren. Ik denk niet dat die show ooit nog zal doorgaan.”

De samenloop van omstandigheden voor die shows zat bij aanvang uitstekend. “Zo was Alain Johannes op tour in België. Die heeft veel meegedaan op die plaat en zou ook komen meespelen. Het kwam allemaal erg goed uit, nu is dat niet meer het geval.”

‘Bubblegum’ is tevens de eerste plaat waarop Lanegan beroep doet op de diensten van Aldo Struyf. Het tweetal heeft elkaar nog voor die opnames leren kennen toen die laatste als lid van Millionaire op tour ging met Queens Of The Stone Age. De Amerikanen, toen nog met Nick Oliveri in de gelederen, reizen de wereld rond om het inmiddels iconische ‘Songs For The Deaf’ te promoten. Lanegans kenmerkende stem wordt op die plaat op een handvol nummers vereeuwigd en ook live trekt hij mee in hun kielzog. Het klikt tussen de grungelegende en de multi-instrumentalist. Dat resulteert uiteindelijk in een telefoontje met een uitnodiging om naar Joshua Tree af te zakken en mee te werken aan de opvolger van ‘Field Songs’.

“Het was mijn eerste keer naar Amerika, de eerste keer in de desert en de eerste keer spelen met – het is een stom woord, maar toch – helden”, laat hij daarover optekenen. Zo verschijnt zijn naam op de credits tussen die van Chris Goss, Greg Dulli, Josh Homme, Duff McKagan en PJ Harvey. Aanvankelijk trekt Lanegan nog zonder hem op tour, maar: “In 2005 ben ik uiteindelijk meegegaan op een aantal tours om ‘Bubblegum’ te promoten, één daarvan nog met de gitarist van QOTSA; Troy (Van Leeuwen, red.).” De rest is geschiedenis.

Niets van dat alles dezer dagen. De plannen voor 2020 konden haast integraal geschrapt worden. Een zee van tijd drong zich op, maar wel één die door Aldo Struyf bijzonder productief ingevuld werd.

DJ Aldolino

“Om te beginnen heb ik de dingen die ik nog had liggen van Crayon Son op single gezet. Dat was eigenlijk een volledige plaat, maar aangezien we daar niet echt aan hebben kunnen doorwerken zijn er een aantal nummers afgevallen. We hebben niet echt meer samengewerkt, dus heb ik een aantal van die nummers omgevormd. Ik heb daar zoals je weet zang opgezet die samples zijn van oude platen, field recordings. Dat zijn dan de DJ Aldolino singles geworden. Er komt ook nog een derde van.” Het resultaat is onder andere het bezwerende ‘Antwerp Voodoo’, dat tegen het einde van vorig jaar verscheen.

Ook over de moniker ‘DJ’ is hij duidelijk: “Voor ik muziek maakte, draaide ik plaatjes in de Lintfabriek. Ik heb dat altijd heel graag gedaan. Muziek moet je delen. Wat mij destijds zo geraakt heeft aan bijvoorbeeld Cosmic Psychos, dat hoor je vandaag niet meer op de radio. Iemand moet het delen. Pas op: er zijn genoeg mensen die goeie muziek draaien. Maar als ik na een Turkse of Afrikaanse band in de Roma mensen kan doen dansen op wereldmuziek, dan is er weinig leuker”, gaat hij verder. Op de vraag of hij een slot op Sfinks festival zou zien zitten is hij resoluut: “Absoluut. Honderd procent. Ik vind het zelf ongelooflijk als ik naar Sfinks ga en ik zie een band of ik hoor iemand iets draaien dat ik nog nooit gehoord heb en mijn haren gaan er van recht staan. Dat is het fijnste wat er is. Er waren dagen dat je Ali Farka Touré en Nusrat Fateh Ali Khan op één dag kon zien. Dat is zoals The Who en Led Zeppelin op dezelfde dag zien: het is heel onderschat hoe goed die programmatie eigenlijk was.”

Van Sean Wheeler tot Beastie Boys versus Sleaford Mods

De meeste tijd ging echter naar een samenwerking met Sean Wheeler, een icoon uit de desert scene. “Sean had wat gedichten, spoken word, opgenomen: een verhaal van 20 minuten. Daar heb ik muziek onder gezet en dat zijn uiteindelijk 15 nummers geworden. Die plaat is vorige week gemastered, dus ik hoop dat die er binnen twee à drie maanden is”, licht hij toe. “Dat was heel fijn om te doen. Ik heb me eigenlijk door de Beastie Boys laten beïnvloeden. Het zou bijna een rapalbum kunnen zijn, omdat Sean vertelt en praat zoals een rapper dat doet. Als er dan een beat onder staat zoals ‘Girls’ van de Beastie Boys, dan wordt het al snel een hiphop-achtig iets. Het was eens iets heel anders om mee bezig te zijn. Er staan amper twee gitaarlijntjes op. De rest is percussie en bas”, gaat hij verder.

Ook live zijn er – onder voorbehoud – perspectieven. “Het hangt er allemaal vanaf of Sean makkelijker naar Europa gaat kunnen gaan, of ik naar Amerika. Dat zal eerder een Sleaford Mods-achtige bedoeling zijn, aangezien ik daar niet ga drummen, maar dus eigenlijk de song opzet en mijn pintje drink”, lacht hij.

Van Faye Dunaways tot Sachli Gholamalizad

“We proberen ook iets met Faye Dunaways (het project van Aldo Struyf met Fred Lyenn Jacques, red.) in elkaar te steken. We zijn maar in de beginfase van een plaat, maar daar wil ik toch ook mee optreden.”

Verder staat er ook nog een samenwerking met actrice en theatermaakster Sachli Gholamalizad in de stijgers. “Zij heeft nummers en teksten geschreven en daar maken we nu een plaat van. Daarmee zou ook opgetreden kunnen worden. Nu: ik weet niet of ik dat kan doen, dat hangt ook wat van Lanegan af, want dat zal er ook wel weer aankomen. Het is een beetje chaos, zoveel mogelijk doen, om elke dag bezig te zijn.”

Wie ondertussen de tel probeert bij te houden is eraan voor de moeite. Daar stopt het echter nog niet. Er broedt ook een nieuwe band in het brein van Aldo Struyf. Een naam is er nog niet. “Het is een logisch gevolg van iets te doen met de muziek die ik maak. De nummers die van Crayon Sun kwamen, en die naar DJ Aldolino zijn omgevormd, ben ik terug aan het omvormen voor die nieuwe band.”

De houdbaarheid van muziek

Hoe die zal klinken blijft vooralsnog een raadsel. Dat hij zijn muzikale stempel zal drukken staat buiten kijf: hoe divers de projecten ook klinken, zijn blauwdruk valt altijd te ontwaren. Dat is op zijn minst opmerkelijk te noemen, gezien de brede en immer evoluerende muzieksmaak van Aldo Struyf. Rockmuziek heeft doorheen de jaren plaats moeten maken voor de nodige portie jazz. “Als er nu een band komt die door The Cramps beïnvloed is: ik heb al 500 bands die door de The Cramps beïnvloed zijn in mijn platenkast zitten. Het is moeilijk om dan nog verrassend uit de hoek te komen. Wat niet wilt zeggen dat dat minder goed is.”

Die honger naar nieuwe muziek lijkt onverzadigbaar. Door het volgen van labels en nieuwe releases blijven er continu nieuwe invloeden binnenkomen. “De nieuwe van Nicolas Jaar vond ik erg goed.” Maar het kan ook een stuk obscuurder. Staan momenteel op repeat: het Zweedse GÅS, Muriel Grossman en Brahja.

Dat zoeken naar vernieuwing heeft ook een keerzijde. “Ik stop vaak met luisteren na de vijfde of zesde plaat. Dan heb ik het gehad en vind ik het ook minder goed. Daarom stop ik ook altijd met bands, want ik vind dat evengoed van mijn eigen muziek. Ik snap dat iemand na vier of vijf Creature-platen het ook wel gehoord heeft.”

Encore

Ondertussen strekt de tantaluskwelling van het livecircuit zich uit naar de zomermaanden. Hoewel de precieze constellatie nog onduidelijk is, stijgt de hoop om de terugkeer van Aldo Struyf op het podium dit jaar nog te aanschouwen. In afwachting daarvan klinkt ‘Bubblegum’ nog eens door de speakers: verbittering houdt men vooral zelf in stand.

Close
Menu