april 25, 2021
Geschreven door: Marc Puyol Hennin

Andy Stott door de ogen van een echte kenner

”Hij is gewoon beter dan Burial. Punt”

Tien dagen terug kwam alweer de zevende Andy Stott-plaat uit, ‘Never the Right Time’. Net als ander werk van de Brit, heeft het album best wat luisterbeurten nodig om echt te landen. Ondanks de onmiskenbare kwaliteit, lukte het mij nooit om Andy Stott een permanente plek te geven tussen mijn ‘go-to’ artiesten. Toevallig las ik maanden terug een reactie in een online-conversatie onder kennissen, waarin ik eerst Burial voor de zoveelste keer de hemel in prees (”er is niemand groter”), wat werd beantwoord door een kordaat ”behalve Andy Stott dan”. De man achter die uitspraak nodig ik enkele maanden later uit voor een gesprek over Stotts oeuvre naar aanleiding van de nieuwe release. Het is tegelijk ook een manier om met andere ogen te kijken naar een artiest die een beetje tussen de mazen van het net geglipt is, iets wat Stott zelf wellicht niet eens erg vindt.

Los van de stellige uitspraak over Burial, zijn er nog andere redenen om Remy Brokke aan het woord te laten over Andy Stott. Om te beginnen is hij zelf een rabiaat Burial-fan. Maar Brokke weet ook in de bredere zin muziek en de artiesten erachter op een originele en complexloze manier te benaderen. Zijn kijk werkt bevrijdend en net dat is nodig om Andy Stott echt te kunnen vatten. Die kijk wordt ook gereflecteerd in Remy’s leven. Hij is een 31-jarige Tilburger die – zacht uitgedrukt – al wat watertjes heeft doorzwommen. Wereldreiziger, semiprofessioneel snowboarder, ex-labeleigenaar, producer, sportleraar, concertorganisator en tegenwoordig IT’er. Dit is nota bene een incompleet lijstje, maar het schetst wel al het beeld dat deels ook in deze hilarische Vice-reportage over hem boven komt: hij is in essentie een moderne homo universalis. Ik ken Remy vooral als een leergierig iemand en dat is wellicht nog belangrijker dan zijn brede vaardighedenset. Net zoals hij zich soms in heel specifieke onderwerpen kan verdiepen, doet hij dat al sinds jaar en dag met de muziek van Andy Stott.

Grijze muis

Stotts eerste twee ep’s bestaan vooral uit donkere ambient. Daarna gaat het echt meerdere kanten op, zoals pakweg die drum-‘n-bass die je plots hoort op het einde van ‘Luxury Problems’, gevolgd door een sfeervolle en ijle slottrack. Op ‘Too Many Voices’ staan dan weer net als op zijn laatste – overigens voortreffelijke – plaat vocals op bijna alle nummers. Van samplen is hier geen sprake; de songstructuren zijn gewoon helemaal uitgedacht en de zangeres van dienst is steevast Stotts oud-pianolerares. Toch valt het nooit echt te kwalificeren onder die verschrikkelijke term: ‘organisch’. Daarvoor zit het simpelweg te strak in elkaar.

”Een tijdlang maakte ik ook zelf muziek en ik zocht een bepaalde sound die ik niet helemaal kon vinden. Tot een vriend mij Andy Stott aanraadde en dat was inderdaad net wat ik zocht”. Met name vanaf doorbraakplaat ‘Luxury Problems’ uit 2012 was Remy helemaal verkocht. ”Hij doet iets uniek. Zelfs al zijn artwork vormt een prachtig geheel. De albums zijn niet voorzien van tracklists of sleevenotes, maar alleen van prachtige zwart-wit foto’s die allemaal bij elkaar passen. Dat op zich is al een deel van het verhaal. En dan is er die afwisseling tussen 33 en 45 toeren, om je alert te houden. Dat vind ik echt briljant.”

Andy Stott is een brave huisvader uit Manchester die er volgens Remy uitziet als een ordinaire West Ham-supporter. Als hij live speelt, doet hij bijzonder weinig op het podium en blijft de lichtshow veelal beperkt tot één spot gericht op zijn kale hoofd. Er is werkelijk niets spannends aan. ”Daardoor heb ik live ook nooit écht van hem kunnen genieten”, gaat Remy verder. Ik kan me inderdaad een avond op Dekmantel 2017 herinneren waar Stott in de vroege uurtjes in de Amsterdamse club Shelter een set moest spelen voor een publiek grotendeels bestaande uit dronken Britse douchebags. Remy hield het ongeveer vijf minuten vol. ”Voor zo’n set moet je eigenlijk eens gaan zitten. Stott zou geweldig werken in de Hertz-zaal van Tivoli Vredenburg, bijvoorbeeld tijdens Le Guess Who?’

Echt dansbaar wordt de muziek van Stott nooit. Ten minste, net als je het ritme te pakken hebt, verzuimt hij om de oppervlakkige luisteraar verder te pleasen met een voorspelbare of in toenemende mate opzwepende beat; van drops is al helemaal geen sprake. Toch gaat het hier niet om een hypernerveuze en daarom vervelende afwisseling. Net zo relatief traag als zijn beats zijn de evoluties in Stotts nummers: subtiel en lekker sloom. Je hebt nooit helemaal in de gaten dat hij op één plaat (vaak zelfs op één kant van een lp) twee of meer totaal verschillende brengt. En wat voor muziek is dat dan? ”Geen idee hoe hij erbij komt. Is het dub techno of zo? Het valt echt niet onder een categorie. Hij maakt gewoon echte liedjes, met songstructuren. Daarmee is hij ook totaal anders dan een Burial, die veel meer fragmentarisch werkt.”

Vs. Burial

En zo komen we bij de ietwat kromme vergelijking. Burial, die uit de Londense dubstepscene komt en Stott die uiteraard schatplichtig is aan de Manchesterse scene, ofte het Mekka van de IDM en de meest grootse vernieuwingen binnen de elektronica. Burial spendeert zijn tijd aan Dark Souls spelen en brengt geen langspelers meer uit, laat staan dat hij ooit live optreedt. De jaarlijkse splits of ep’tjes brengen via de vinylverkoop net genoeg op om weer een jaartje door te gaan met gamen, zo lijkt het. Dat de kwaliteit al goed tien jaar inconsistent is, maakt daarbij weinig uit. Voor zijn label Hyperdub is Burial niets meer en niets minder dan een cash cow.

Daartegenover staat Stott, die op geen enkele manier mysterieus, exclusief of idiosyncratisch is. Ten minste, als het gaat om zijn bestaan als artiest. Burial doet het nog steeds zoals een leek, zonder een echt muziekprogramma te gebruiken en door intuïtieve samples koud op het dak van zijn trackstructuren te laten vallen, vaak wars van continuïteit of een duidelijk muzikaal verhaal. Stott gaat in essentie als een ingenieur te werk.

Toch hebben ze een groot raakvlak: hun voorliefde voor donkere en sfeervolle klankkleuren. Al is de uitwerking ervan radicaal verschillend: Burial is een belangrijke exponent van Londense dystopie en reflecteert het liefst de ruwe imperfectie van het dagelijkse leven op straat, waar Stott ongedwongen en relatief lichte, soms zelfs zonnig klinkende muziek maakt. Muziek die hij als een echte vakman in elkaar bokst en waar alles aan moet kloppen. En het leuke is: veel mensen interpreteren Stott net zo goed als donker, afstandelijk en industrieel. Alleen een uitzonderlijke veelzijdigheid en gevoel voor nuance kunnen twee mensen zo’n uiteenlopende richtingen opduwen bij het beluisteren van hetzelfde stukje muziek.

Interpretatie

Stotts trage beats roepen evenzeer vergelijkingen met Nicolas Jaar op. Het recentere Stott-werk is zelfs een heel klein beetje strandloungebar-op-Ibiza-achtig geworden, maar toch ook net weer niet. De spanning en dreiging blijven er nog wel ergens in zitten, ook al roept het wat mij betreft nooit iets donkers op. Zo is die ongelofelijk zware beat op het openingsnummer van het inmiddels negen jaar oude ‘Luxury Problems’ perfect complementair met een fijne lentewandeling. Faut le faire.

Beats zijn op het ene album al prominenter dan op het andere. Zoals op ‘It Should be Us’ uit 2019, een ep waarin hij het weer even over een andere – iets minder eclectische en ambitieuze – boeg gooit. Maar: ”Zijn muziek bevat gewoon alles”, beweert Remy. ”Het zijn echte liedjes, het is een en al nuance, je blijft dingen erin ontdekken terwijl het toch niet nodeloos complex is.” In Stotts werk hoor je inderdaad heel wat tussenlagen die je niet bij elke luisterbeurt zal detecteren. Het is maar hoe je erop bent ingesteld. Die ervaring heb ik ook als Remy zijn verzamelde werken op vinyl bij mij thuis afspeelt. Zo klinkt een ‘Too Many Voices’ slomer dan ik me kan herinneren en valt het me vooral op dat ik zijn muziek nu eerder als house dan als iets anders interpreteer. En net als je denkt dat het op dat vlak te ver gaat, krijg je weer iets totaal anders voorgeschoteld. De slottrack van ‘Too Many Voices’ is daar het beste voorbeeld van. Dat album uit 2016 is wellicht mijn persoonlijke favoriet, omdat het toegankelijkheid combineert met veelzijdigheid. Je hoort retevette beats (denk maar aan ‘Selfish’!) die je tegelijk laten verlangen naar de zomer én naar een schrale nachtclub. Daarnaast bevat ‘Too Many Voices’ net zo goed prachtige baslijnen, lijpe synthlagen, onverwacht zware kicks en sfeervolle vocalen, en dat alles in minder dan 50 minuten. Nu snap ik ook beter wat Remy bedoelt met ”het heeft alles.”

Zuiver

Waarom Stott zo’n keuzes maakt en hoe ze op een of andere manier toch bij elkaar passen, dat zit wellicht in zijn eigen productionele geheime recepten. Alles lijkt binnen hetzelfde klankkleurenpalet te vallen, zelfs al is het ene experimentele industrial techno en het andere een a capella track. Die keuze om muziek te produceren wars van genres, maar het toch te laten passen binnen één geheel, getuigt van een zuiverheid die haast ongekend is in de hedendaagse muziekwereld.

De muziek van Andy Stott draagt een veelomvattende, maar vooral belangeloze intentie in zich. Het is gewoon wat het is. Hij zoekt niet naar aansluiting bij een trend of een hype, maar maakt gewoon wat hij op dat moment voelt. Zijn muziek heeft daardoor niet echt een smoel, maar dat hoeft anno nu geen bezwaar meer te zijn. Het is onversneden kwaliteit en er zit wel degelijk een evolutie in, alleen niet eentje in een bepaalde richting, enkel in de mate waarin zijn spectrum breder is geworden.

Zelf mis ik toch een paar klassiekers die instant herkenbaar zijn. Waarmee we nog een laatste keer Burial aanraken. Zijn diens beats niet veel unieker en complexer?

Remy: ”Neeeeeee. Burial heeft een handvol anthems die inderdaad briljante met heel korte samples gemaakte beats – zoals van de game Metal Gear Solid – bevatten. Bij Stott is alles weliswaar minder gebaseerd op zo’n stroke of genius-momenten, maar het is o zo rijk en gevarieerd en vooral consistenter. Denk maar aan de net iets luider ingemixte stukken op het titelnummer van ‘Luxury Problems’. Elke track bevat wel weer iets uniek. Je kunt in zijn werk blijven her-duiken en het weer op een heel andere manier ervaren.”

Close
Menu