augustus 27, 2022
Geschreven door: Marc Puyol Hennin

Alan Bishop is een held

Summer Bummer is meer dan een festival dat de betere beschikbare experimentele acts met een voorliefde voor improvisatie programmeert. De exclusieve show van Praed Orchestra! (met een recordaantal van zestien muzikanten) is daar de beste illustratie van. En er valt op dag één nog meer te beleven, met een artiesten als Stan Maris, Hans Koch en Elisabeth Klinck als rode draad. Stuk voor stuk topmuzikanten die meermaals op het podium verschijnen en de afwezigheid van Ann Eysermans goed weten op te vangen.

Met het jonge trio Ocean Eddie (piano & harmonium, accordeon en sax) hebben we er een frisse en uitdagende groep bij. Hun gedeconstrueerde take van tango – althans, dat maken wij ervan – blijft drie kwartier lang boeiend. En het toeval wil dat net op de eerste dag van Summer Bummer hun debuut uitkomt.

Op de poster van Summer Bummer 2022 prijkt een Zweeds gelegenheidstrio: Space. En als je op Summer Bummer een band die ‘Space’ heet tegen het lijf loopt, moet je nooit twijfelen. Uiteindelijk blijven Lisa Ullén (piano), Elsa Bergman (contrabas) en Anna Lund (drums) wat te veel op de vlakte om ooit écht aan The Necks te doen denken, wat dan ook meteen de beste improvisatieband ter wereld is. Een wat oneerlijke standaard, maar met hun muzikale insteek is het onmogelijk om geen paralellen te trekken.

Anders verloopt het bij The Dwarfs of East Agouza, aflevering één van Alan Bishop’s zegetocht. Samen met Maurice Louca en Sam Shalabi zet het trio neer wat andere bezettingen met zo’n zes muzikanten klaarspelen. En dan nog neemt Bishop de tijd om zijn altsax of basgitaar in te ruilen voor vocaal geïmproviseer dat meer weg heeft van ruzie zoeken dan iets anders. In de goede zin. Hij pusht de band tot nieuwe hoogtes en dwingt Sam Shalabi (bekend van onder meer van het legendarische Land of Kush) om zijn virtuositeit op gitaar achterwege te laten en te gaan voor de pure intuïtie, als ware hij een leek op het podium die op basis van louter voluntaristisch enthousiasme bijdraagt aan het geheel. Louca doet verwoede pogingen om de boel bij elkaar te houden en slaagt daar (gelukkig) slechts ten dele in. The Dwarfs of East Agouza klinkt niet per se als een Egyptische band, maar de chaotische en complexe realiteit van het land waar bij vlagen een enorm potentieel en rijkdom door schemeren, weet dit trio fantastisch om te zetten naar muziek.

PRAED is op zichzelf al een interessant project. Specialer wordt het als ze in XL-vorm verschijnen. Voor Summer Bummer doet PRAED Orchestra! er nog een schepje bovenop door eenmalig als all star-team van zestien muzikanten te verschijnen, met – hou je vast – Praed Conca, Raed Yassin, Elisabeth Klinck, Alan Bishop, Sam Shalabi, Maurice Louca, Michael Zerang, Khaled Yassine, Hans Koch, Els Vandeweyer, Christian Kobi, Radwan Ghazi Moumneh (bekend van Jerusalem in My Heart), Andreas Bral, Youmna Saba, Stan Maris en Martin Küchen. Ter referentie vind je hieronder voorbeelden van hun individuele muzikale output. Om maar te zeggen: er staat en zit flink wat niveau op het podium en met drie dagen repeteren en nieuw repertoire voor de gelegenheid kon dit niet anders dan memorabel worden.

Toch valt het bij vlagen wat tegen. Er ontbreekt een zekere chemie, naast het feit dat Yassin’s ingeblikte stukken nogal koud op het dak van het gelegenheidsorkest vallen en de muzikanten wellicht iets te afwachtend omgaan met deze context. Hun blik verraadt af en toe enige twijfel, waar chaos en een zekere mate van ontsporing (was Eysermans er maar bij geweest!) in dit geval meer zouden bijgedragen dan tussen de lijntjes kleuren. Het levert een wat statische uitvoering op van de al ‘bekende’ PRAED-composities, ondanks weelderige arrangementen die bij vlagen doen denken aan het werk van Miguel Atwood Ferguson. Het klarinetspel van Conca lijkt niet helemaal voluit te gaan en het drumwerk zit er niet altijd even strak op. Percussietechnisch compenseert Els Vandeweyer een en ander. Niet toevallig leidt zij ook het slotstuk van de 90 minuten durende concert in met een stukje speelse improvisatie. Ondertussen zijn we alweer vergeten of PRAED nu Libanese dan wel Egyptische straatmuziek omvormt tot een orkestraal geheel. En dan komt Bishop – voor de tweede maal al deze set – naar de voorgrond om zich een ongeluk te zingen en te schreeuwen, tot ongemak van het publiek op de eerste rij. De taal van zijn zanglijnen is onduidelijk of net zo onbestaand als het script van dit stuk van het optreden.

Het beeld van een totaalartiest die muziek op een quasi pure manier benadert schiet ons door het hoofd. Bishop is net als zijn faux-geridderde broer Richard – samen vormden ze jaren lang Sun City Girls – een technisch begaafd en gevormd muzikant die indien nodig alles overboord gooit om alleen maar origineel geluid na te streven. Of zoals de onlangs veel te vroeg overleden Jaimie Branch het verwoorde (we danken deze quote aan presentator Guy Peters): ”fuck technique, sound is everything.

Zo blijkt dat Summer Bummer het meeste te bieden heeft als op voorhand bedachte muziek uit de gouden kooi wordt gehaald of überhaupt wordt geskipt. Niet toevallig kijken we tussen optredens door naar een mini-docu over Ornette Coleman Trio en hun opdracht om in 1966 in Parijs een soundtrack in te spelen voor een of andere obscure Belgische film. Onmogelijk als je het bekijkt vanuit een conventionele benadering van muziek. Altijd een optie, wanneer je beseft dat het niet uitmaakt dat je als jazzmuzikant ook violist kunt zijn. Het is de geest van Summer Bummer – en Alan Bishop – in een notendop.

Close
Menu